Arbeidsmigratie is van alle tijden
Arbeidsmigranten. Of zoals we ze nu liever noemen: internationale werknemers. In Nederland zijn er momenteel honderdduizenden. Maar arbeidsmigratie is niets nieuws. Al eeuwen verlaten mensen huis en haard om ergens anders te gaan werken. Om uiteenlopende redenen. Bijvoorbeeld omdat het bij de lokale bevolking aan specifieke kennis en vaardigheden ontbreekt. In de late Middeleeuwen komen bij de bouw van kerken en kathedralen in de steden in het huidige Nederland vaklui uit Duitsland, Italië en Vlaanderen. Maar vaker is armoede de aanleiding om grenzen over te steken. Een -onvolledig- overzicht van arbeidsmigratie door de eeuwen heen.
Eerste migranten kwamen in 17e eeuw uit Duitsland
In de zeventiende eeuw trokken veel Duitse arbeidskrachten naar ons land. Een deel bleef voor langere tijd in Nederland werken, bijvoorbeeld als zeeman of soldaat, maar er kwamen ook seizoenarbeiders deze kant op. De lonen waren hier hoger en er was genoeg werk. Rondom de oogsttijd liepen arbeidskrachten uit het westen van Duitsland het hele eind naar de Nederlandse kust. Daar werkten zij als seizoenarbeiders om bijvoorbeeld te helpen bij het hooien, maaien of turfsteken.
Ook toen waren er niet genoeg Nederlanders om al het werk op te vangen. In de periode 1600 tot 1900 zijn er in totaal tienduizenden Duitse arbeidsmigranten naar Nederland gekomen, waarvan er ook veel in Nederland bleven. In de negentiende eeuw werkten in de Belgische kolenmijnen en staalindustrie veel Italianen, afkomstig uit het arme zuiden en Sicilië. De mijnen in Belgisch Limburg en de staalfabrieken in Luik, Charleroi en Herstal zijn al lang gesloten, maar de Italiaanse immigranten hebben hun sporen in Wallonië achtergelaten. Bekende Belgen als Adamo, Rocco Granata en Elio de Rupio zijn nakomelingen van Italiaanse migranten.
Op de foto onder deze tekst: eerste huisvesting van arbeiders van Turkse herkomst in het voormalige hotel Gitzels (later San Damiano), 1970.
In 1964 sluit Inalfa overeenkomst met Marokko
Ook in de Limburgse kolenmijnen werkten voor 1945 al veel buitenlandse werknemers. In 1930 betrof het zo’n 12.000 buitenlanders, die voornamelijk uit Duitsland, Slovenië en Polen afkomstig waren. Tijdens de crisisjaren 1930 liep dit aantal sterk terug, tot ongeveer 3.900 buitenlandse gastarbeiders in 1939. Al in 1949 kwamen, na het afsluiten van een wervingsverdrag, de eerste Italiaanse gastarbeiders naar Nederland. Dit gebeurde toen op eigen initiatief of via gerichte uitnodigingen van Nederlandse fabrikanten en ondernemers. De Italianen, tot 1963 kwamen er zo’n 3000 tot 4000 naar Limburg, gingen eveneens vooral in de mijnen aan de slag. Nederland was in de jaren vijftig en zestig ook een emigratieland. Honderdduizenden vertrokken naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Allemaal arbeidskrachten.
In de jaren zestig van de vorige eeuw gaat de Nederlandse economie als een tierelier. Bedrijven zitten te springen om personeel, maar dat is er te weinig of het is werk dat Nederlandse mannen niet willen doen. Met hulp van de overheid halen Nederlandse bedrijven arbeidskrachten uit het buitenland. Eerst uit Griekenland, Italië en Spanje, later uit Turkije en Marokko. Tweehonderdduizend buitenlandse werknemers werken in de Nederlandse fabrieken. In Venray sluit Inalfa bijvoorbeeld in 1964 een overeenkomst met Marokko. De bedoeling is dat ze tijdelijk blijven, als gastarbeider. Integreren hoeft niet. Maar een deel van hen blijft wel en haalt vrouw en kinderen naar ons land. Dat wordt pas als probleem ervaren als beginjaren tachtig de economie instort en fabrieksarbeiders massaal werkloos worden.
Op de foto onder deze tekst: Viering van de beproeving van Ibrahim/Abraham door leden van de Marokkaanse gemeenschap in de school voor buitengewoon onderwijs De Essel aan de Ursulastraat, 1971.
Derde generatie arbeidsmigranten in Nederland
Inmiddels woont in ons land de derde generatie mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. De jongste migratiegolf komt uit Oost-Europa, Polen voorop. Aanvankelijk via een maas in de wet, alleen Polen die ook nog een Duits paspoort hebben kunnen zonder problemen naar ons land komen om te werken. Ze gaan vooral in de land- en tuinbouw aan de slag, vaak alleen in het oogstseizoen. Inmiddels werken arbeidsmigranten ook in andere sectoren, vooral in de logistiek, maar ook in de bouw. Met de uitbreiding van de EU komen de internationale werknemers ook uit andere Oost-Europese landen. Maar ook daar slaat de vergrijzing toe en bedrijven zoeken personeel steeds vaker buiten de EU. Door de toenemende vergrijzing en het groeiende tekort aan zorgpersoneel komen tegenwoordig ook verpleegkundigen uit Aziatische landen naar Nederland.
Aan de andere kant komen de eerste voorzichtige bedenkingen tegen de grote aantallen internationale werknemers. Met name gekoppeld aan de ‘verdozing’ van ons land. Minister Karien van Gennip (werkgelegenheid) vroeg zich onlangs hardop af of we al die distributiecentra met laaggeschoolde banen moeten willen als we het personeel ervoor uit het buitenland moeten halen. De toekomst zal uitwijzen welke richting het uitgaat. De realiteit van nu is dat er naar schatting 500 tot 800.000 internationale werknemers in ons land hun brood verdienen en dat we daar bij lange na niet genoeg huizen voor hebben. Daarover gaat deze serie.
Over dit artikel
Dit is een artikel uit weekblad Peel en Maas. In acht artikelen wordt het onderwerp arbeidsmigratie en internationale werknemers vanuit verschillende kanten bekeken. Wie zijn ze, waar komen ze vandaan, waar werken en wonen ze? Aanleiding voor de serie is het beleid internationale werknemers van de gemeente Venray. De artikelen zijn geschreven door freelance journalist Bert Albers, op verzoek van de gemeente. De gemeente heeft geen zeggenschap gehad over de inhoud. De artikelen vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie van het weekblad.