“Spreek ze aan, daar leer je zelf ook van”

“Goedemorgen, kom maar mee. Mijn naam is Dheya en ik ben 40 jaar oud. Jouw naam?” In bijna vloeiende zinnen ontvangt de vluchteling uit Jemen zijn gasten deze ochtend. In de slechts zes maanden dat hij nu in Nederland verblijft, heeft hij al behoorlijk wat opgestoken van de Nederlandse taal, blijkt al snel.

Woordenschat

Daar zijn vrijwilligers Annemie en René mede verantwoordelijk voor. De lessen Nederlands die zij (en andere vrijwilligers) twee keer per week geven aan de gevluchte mannen in de tijdelijke noodopvang in Oostrum, worden goed bezocht. Onder andere door Dheya dus. “Zinnen maken gaat al goed, maar ‘de grammar’ is moeilijk.” Annemie schiet hem te hulp. “Je bedoelt de grammatica. Daar besteden we wel aandacht aan, maar het belangrijkste is natuurlijk dat hun woordenschat wordt uitgebreid. Daar heb je uiteindelijk het meest aan als je naar de supermarkt gaat of een praatje aanknoopt in het centrum van Venray.”

Hetzelfde niveau

René vult aan. “Ik heb eerder al les gegeven in de asielzoekersopvang in Overloon. Er werd daar een lesmethode aangeboden die we nu hier in Oostrum ook kunnen gebruiken. Belangrijk daarin is de klankonderscheiding. We verdelen nieuwe studenten in drie groepen: laag/niet geschoolden, 10 jaar lang geschoolden en hooggeschoolden. Daardoor verlopen de lessen vlot, want iedereen in de les heeft ongeveer hetzelfde niveau.”

Meerdere betekenissen

Bij Dheya voegen zich Mshtaq (29 jaar) en Mehmet (32 jaar). Ook zij krijgen sinds mei les van de vrijwilligers. “Sommige Nederlandse woorden hebben meerdere betekenissen. Voor ons is het erg lastig om dat onderscheid te maken” zegt Mehmet foutloos. Hij is één van de talenwonders in de opvang. “Dat heeft misschien ook wel te maken met mijn achtergrond. Ik kom uit Turkije en er zijn best veel woorden die in het Turks hetzelfde betekenen als in het Nederlands. Het woord yoghurt bijvoorbeeld.” Mshtag uit Jemen vult aan. “Ik herken ook wat woorden, zoals douche en sjaal. En we helpen elkaar om op de juiste woorden te komen. Samen weet je meer dan alleen.”

Samen met de groep oplossen

Vrijwilliger Annemie herkent dat direct. “Op hun kamers spreken ze in hun moedertaal, maar zodra ze het leslokaal binnenlopen, wordt van ze verwacht dat ze Nederlands praten. Als een bewoner dan niet op het juiste woord komt, zegt hij het in zijn eigen taal en komt hij samen met de groep wel tot het juiste Nederlandse woord. Voor ons als vrijwilligers is dat essentieel, want wij spreken geen Arabische taal en een tolk is niet aanwezig. Je bent dan aangewezen op het Nederlands, aangevuld met Engels.”

Korte gesprekjes oefenen

En zo hebben Annemie en René al heel wat bewoners de beginselen van de Nederlandse taal bijgebracht. Een lesperiode bestaat uit elf thema’s die ze binnen zes maanden proberen te behandelen. De groepen bepalen zelf het tempo. “De bewoners krijgen twee keer per week twee uur les. Is de ene lesperiode voorbij, dan staat er alweer een volgende groep klaar. En we vinden het belangrijk om ook de eerdere groepen te blijven stimuleren in het blijven gebruiken van het Nederlands”, zegt René. Mehmet vult aan: “In de supermarkt kan ik korte gesprekjes oefenen met inwoners van Venray, maar verder hebben we weinig contact helaas. Ik zou willen dat we meer met de Venrayse mensen in contact kunnen komen.” Daar is Annemie het roerend mee eens: "Ik wil de bewoners van de noodopvang steunen waar ik kan op het gebied van taal. Want: laat zelf maar eens alles achter om te vertrekken naar een vreemd land. Spreek ze dus vooral aan. Daar kijken ze echt naar uit. En het is boeiend om met andere culturen in contact te komen.”